Oud en nieuw! Een dag gevuld met oliebollen, champagne en niet te vergeten: een lucht versierd met vuurwerk. Voor velen een plezier, maar helaas begint het jaar niet voor iedereen gelukkig. Tijdens de jaarwisseling 2022/2023 zijn ongeveer 1.253 personen op de spoedeisende hulp of huisartsenpost beland als gevolg van door vuurwerk veroorzaakt letsel, zoals gehoorschade, amputatie van ledematen of oogletsel. In sommige gevallen kan de schade worden verhaald op een ander. Daar gaan wij op dit blog nader op in.
Oud en nieuw! Een dag gevuld met oliebollen, champagne en niet te vergeten: een lucht versierd met vuurwerk. Voor velen een plezier, maar helaas begint het jaar niet voor iedereen gelukkig. Tijdens de jaarwisseling 2022/2023 zijn ongeveer 1.253 personen op de spoedeisende hulp of huisartsenpost beland als gevolg van door vuurwerk veroorzaakt letsel, zoals gehoorschade, amputatie van ledematen of oogletsel.[1]
In sommige gevallen kan de schade worden verhaald op een ander. Hieronder gaan wij in op deze situaties.
Onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW
Degene die vuurwerk heeft afgestoken, waardoor een ander letselschade heeft opgelopen kan in bepaalde gevallen aansprakelijk worden gehouden op grond van de onrechtmatige daad. Bij vuurwerkongelukken zal het vaak neerkomen op de vraag of is gehandeld in strijd met de zogenoemde maatschappelijke zorgvuldigheid.
Het enkele feit dat aan het afsteken van vuurwerk risico’s verbonden zijn, betekent niet dat sprake is van onrechtmatig handelen als dit risico zich verwezenlijkt. Dat is wel het geval indien diegene die het vuurwerk heeft afgestoken, zich ervan bewust was of moest zijn, dat de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van zijn gedrag zo groot was dat de betrokkene zich naar maatstaven van maatschappelijke zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Hierbij wordt o.a. gekeken naar de vraag of ‘gevaarzettend’ is gehandeld. In de rechtspraak wordt dit beoordeeld aan de hand van de zogenoemde ‘kelderluikcriteria’[2] en gaat het om beantwoording van de volgende vragen:
1. Kon worden verwacht dat er letsel zou worden toegebracht aan iemand door op een specifieke manier vuurwerk af te steken?
2. Was de kans op letsel groot gelet op de manier van het afsteken van vuurwerk?
3. Bestond er een kans op ernstig letsel?
4. Hoe groot was de kans dat een potentieel slachtoffer niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zou nemen?
5. Waren er eenvoudige maatregelen te nemen om het ongeval te voorkomen?
Bij een bevestigend antwoord op deze vragen, kan worden aangenomen dat het handelen onrechtmatig is geweest. Zo was dat ook het geval in 2015, waar een oudejaarsfeest zeer ongelukkig eindigde voor het slachtoffer. Door de veroorzaker was een siervuurwerkpot meegenomen naar het oudejaarsfeest. Het slachtoffer heeft deze aangestoken, waarna de pot direct tot ontploffing kwam. Het hof Arnhem-Leeuwarden[3] oordeelde dat de veroorzaker door het meebrengen van een (gevaarlijke) vuurwerkpot naar een feest en het vervolgens onvoldoende onder controle houden van de tas waarin dit vuurwerk zich bevond, tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die van hem kon worden verwacht. De veroorzaker was aansprakelijk, dit overigens behoudens tegenbewijs.
Ook het hof Amsterdam[4] kwam in 2020 tot een vergelijkbare uitspraak en oordeelde dat de veroorzaker in dit geval de Cobra 6, illegaal vuurwerk, niet bij zich had moeten hebben, het niet in handen moeten laten komen van een ander en – toen dat toch gebeurde – het vuurwerk direct had moeten innemen. Door dit niet te doen, is de veroorzaker aansprakelijk.
Als aansprakelijkheid vast staat, is daarmee niet gezegd dat altijd alle schade voor vergoeding in aanmerking komt. Het slachtoffer kan namelijk ook zelf aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen. Zo was ook het geval bij de hiervoor genoemde uitspraak van het hof Amsterdam, waar het slachtoffer zelf het vuurwerk had afgestoken. Hoewel dat er volgens het hof in beginsel toe leidt dat partijen in gelijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade (50/50 dus), was het gedrag van het slachtoffer aanzienlijk meer verwijtbaar dan het gedrag van de veroorzaker. Het gevaar dat aan vuurwerk is verbonden realiseert zich namelijk pas als het wordt afgestoken, hetgeen het slachtoffer zelf – nota bene binnenskamers – had gedaan. Het hof komt om die reden tot het oordeel dat de billijkheid eist dat het slachtoffer 90% van zijn schade zelf dient te dragen.
Volledigheidshalve: als (letsel)schade is ontstaan als gevolg van afsteken van illegaal vuurwerk of buiten de toegestane wettelijke tijden, dan wordt (ook) gehandeld ‘in strijd met een wettelijke plicht’. De rechtbank Den Haag[5] heeft in 2013 voor wat betreft het afsteken van vuurwerk buiten de toegestane tijden – in dat geval net na 02:00 uur – geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat er geen vuurwerk meer mag worden afgestoken, niet maakt dat het afsteken onrechtmatig is. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat ook (net) na de wettelijke tijden nog vuurwerk wordt afgestoken. Overigens blijkt uit de uitspraak niet of (ook) een beroep werd gedaan op handelen ‘in strijd met een wettelijke plicht’, of dat het een nadere invulling was van de norm van de maatschappelijke zorgvuldigheid.
Productaansprakelijkheid ex artikel 6:185 BW
Een vuurwerkproducent of leverancier kan aansprakelijk zijn, als de schade is veroorzaakt door een gebrek in het vuurwerk. Het op de markt brengen van een product dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik volgens het beoogde doel, is onrechtmatig. Zo was ook het geval in een zaak die zich afspeelde bij de rechtbank Oost-Brabant in 2020.[7] De vuurpijl was op normale wijze afgestoken en daarna niet verticaal, zoals de bedoeling is, maar horizontaal gaan vliegen. Daardoor raakte de pijl het gezicht van het slachtoffer. De importeur was aansprakelijk voor de geleden schade. Dit was ook het geval bij een vuurwerkpot waarvan (minimaal) één van de shots op geringe hoogte ontplofte, waardoor het slachtoffer oogletsel heeft opgelopen. Het hof Leeuwarden[7] oordeelde dat de vuurwerkpot is gebruikt zoals redelijkerwijs te verwachten was en daarom was de groothandel die de vuurwerkpot had geïmporteerd aansprakelijk voor de schade.
Gebrekkige zaak ex artikel 6:173 BW
Indien blijkt dat het vuurwerk gebrekkig is, kan de bezitter van de zaak c.q. het vuurwerk aansprakelijk zijn. Bij de vraag of een roerende zaak gebrekkig is, is van belang welke eisen in de gegeven omstandigheden aan een zaak mogen worden gesteld. Als een zaak c.q. het vuurwerk niet beantwoordt aan de eigenschappen (zoals veiligheid en gebruik) die daarvan redelijkerwijs mag worden verwacht, is sprake van een gebrekkige zaak. Vaak zal er echter voor worden gekozen om in dat geval de producent van het vuurwerk aansprakelijk te stellen (zie hiervoor). Op grond van artikel 6:173 lid 2 BW geldt namelijk dat een vordering op grond van artikel 6:173 BW is uitgesloten als productaansprakelijkheid van toepassing is. Ons is in ieder geval geen rechtspraak bekend over de aansprakelijkheid van een bezitter van (gebrekkig) vuurwerk.
Tot slot
Wij wensen iedereen uiteraard een fijne en veilige jaarwisseling. Mocht u onverhoopt betrokken raken bij een vuurwerkongeluk, neem dan gerust contact met ons op!
[1] 1.253 personen: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vuurwerk/regels-vuurwerk
[2] ‘Kelderluik-criteria’: https://www.recht.nl/109714/kelderluik/
[3] Hof Arnhem-Leeuwarden 12 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3437
[4] Hof Amsterdam 7 januari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:16
[5] Rechtbank Den Haag 21 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2447
[6] Rechtbank Oost-Brabant 15 januari 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:345
[7] Hof Leeuwarden 8 februari 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0194