Voor de voetbalwereld, maar ook voor het staatssteunrecht was 8 augustus 2021 een belangrijke dag. Lionel Messi kondigde die dag zijn vertrek aan bij FC Barcelona. Hij verruilde zijn toenmalige Spaanse werkgever voor de Franse voetbalclub Paris Saint-Germain. Het was ook de dag waarop de Europese Commissie een klacht ontving over vermeende onrechtmatige staatssteun aan Paris Saint-Germain waardoor deze club in staat zou zijn geweest Messi te contracteren. Die klacht heeft geleid tot een recent arrest waarin het Hof van Justitie heeft verduidelijkt welke vereisten gelden voor belanghebbenden die bij de Europese Commissie willen klagen over onrechtmatige staatssteun. In dit blog bespreek ik dit voor de rechtspraktijk relevante arrest.
De aanleiding voor het arrest
De staatssteunklacht over vermeende onrechtmatige staatssteun aan Paris Saint-Germain werd ingediend door een Franse fan van FC Barcelona, genaamd Issam Abelmouine, die tevens lid (‘socio’) is van deze voetbalclub. Een Franse vereniging van fans van FC Barcelona, genaamd Penya Barça Lyon: Plus que des supporters (PBL), waarvan Abelmouine ook lid is, heeft zich bij de klacht aangesloten. De Commissie liet Issam Abdelmouine per brief weten dat zijn klacht niet als ‘formele klacht’ kon worden behandeld, omdat Issam Abdelmouine volgens de Commissie niet kon worden aangemerkt als ‘belanghebbende’. De door hem verstrekte informatie zou daarom slechts als algemene informatie over de markt geregistreerd worden. Issam Abdelmouine liet het daar niet bij zitten en kwam samen met de Franse fanvereniging PBL in beroep tegen dit besluit van de Commissie en vervolgens in hoger beroep bij het Hof van Justitie.
Het juridisch kader voor de klachtprocedure over staatssteun
Ter beoordeling van de Europese rechters stond in deze zaak met name of de Commissie Issam Abdelmouine terecht niet als belanghebbende had aangemerkt in het kader van de procedure inzake klachten over onrechtmatige staatssteun. Deze klachtprocedure is geregeld in procedureverordening (EU) 2015/1589. Volgens artikel 24, lid 2, van deze procedureverordening kunnen alleen ‘belanghebbenden’ een klacht indienen bij de Commissie over mogelijk onrechtmatige staatssteun of over mogelijk misbruik van steun. De hoedanigheid van ‘belanghebbende’ verschaft de klager bepaalde procedurele rechten in de inleidende fase van de procedure bij de Commissie.
Onder belanghebbende wordt in artikel 1, onder h, van de procedureverordening verstaan:
‘een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden geraakt, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen.’
Voor een ontvankelijke klacht over vermeende onrechtmatige staatssteun of over mogelijk misbruik van steun is volgens artikel 24, lid 2, van de procedureverordening verder vereist dat belanghebbenden een verplicht klachtformulier invullen en de daarin gevraagde informatie verstrekken aan de Commissie. De Commissie is verplicht om een klacht die een belanghebbende overeenkomstig artikel 24, lid 2, van de procedureverordening heeft ingediend, zo snel mogelijk te onderzoeken. Uit een recent arrest van het Gerecht blijkt dat die verplichting voor de Commissie niet vrijblijvend is.
Welke vereisten liggen volgens het Hof van Justitie ten grondslag aan het begrip ‘belanghebbende’ in het kader van de klachtprocedure?
In het arrest in de zaak van Issam Abdelmouine en PBL zet het Hof van Justitie in algemene zin uiteen welke vereisten ten grondslag liggen aan het begrip ‘belanghebbende’ in het kader van de klachtprocedure over staatssteun bij de Commissie.
Uit de overwegingen van het Hof van Justitie blijkt, vooropgesteld, dat de persoon die een klacht indient bij de Commissie, in die klacht dient aan te tonen dat hij een belanghebbende is in de zin van artikel 1, onder h, van de procedureverordening.
Het daarin omschreven begrip ‘belanghebbende’ ziet volgens het Hof van Justitie op een onbepaalde groep ‘adressaten’, die elke persoon kan omvatten wiens belangen door de toekenning van vermeende steun kunnen worden geraakt, op voorwaarde evenwel dat deze persoon rechtens genoegzaam aantoont dat is voldaan aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt en in het bijzonder dat deze vermeende steun zijn situatie concreet dreigt te beïnvloeden.
Het Hof van Justitie zet vervolgens uiteen wat daarvoor precies moet worden aangetoond:
’59 Daartoe moet degene die zich in een bepaald geval op de hoedanigheid van „belanghebbende” beroept, rechtens genoegzaam aantonen, ten eerste, dat juist de toekenning van de vermeende steun als zodanig zijn belangen kan aantasten, met uitsluiting van elke andere gedraging of maatregel, in het bijzonder elke andere juridisch onderscheiden maatregel die de lidstaat die de steun verleent mogelijk heeft genomen, ook al zou een dergelijke maatregel feitelijk verband houden met die steun. Slechts wanneer bepaalde uitvoeringsvoorschriften van een dergelijke steunmaatregel dermate onlosmakelijk verbonden zijn met het doel ervan dat zij niet afzonderlijk kunnen worden beoordeeld, kunnen deze niet daarvan los te maken uitvoeringsvoorschriften worden ingeroepen om de hoedanigheid van „belanghebbende” van de betrokken persoon aan te tonen (…).
60 Ten tweede moet deze persoon rechtens genoegzaam aantonen dat de toekenning van de vermeende steun wel degelijk „zijn” belangen, dus persoonlijke belangen, kan aantasten (…).
(…)
62 Zoals de advocaat-generaal in de punten 72 tot en met 74 van haar conclusie heeft opgemerkt, moet de betrokken persoon, ten derde, rechtens genoegzaam aantonen dat de toekenning van de vermeende steun zijn belangen daadwerkelijk concreet heeft beïnvloed of althans potentieel concreet dreigt te beïnvloeden (…), door zowel deze daadwerkelijke of potentiële beïnvloeding op zich als het causale verband tussen die beïnvloeding en de toekenning van de betrokken steun duidelijk te maken (…).’
Met betrekking tot het tweede vereiste overweegt het Hof van Justitie in het bijzonder nog:
’61 Dit vereiste sluit evenwel niet uit dat bepaalde soorten rechtspersonen, zoals die welke zijn opgericht in de vorm van vakbonden of verenigingen, zich kunnen beroepen op groepsbelangen of zelfs algemene belangen, zoals de bevordering of de behartiging van de belangen van de leden van een werknemersvakbond in het kader van collectieve onderhandelingen of het algemeen belang dat erin bestaat dat een sportinfrastructuur wordt geëxploiteerd onder economische voorwaarden die de toegankelijkheid ervan voor amateursporters en beroepssporters waarborgen, voor zover dergelijke belangen tot het maatschappelijk doel van deze rechtspersonen behoren en dus samenvallen met een persoonlijk belang van deze rechtspersonen (…).’
Toepassing in de zaak van Issam Abdelmouine en PBL
Met toepassing van voornoemd toetsingskader gaat het Hof van Justitie in het arrest vervolgens over tot een beoordeling of het Gerecht het beroep van Issam Abdelmouine en PBL tegen het besluit van de Commissie terecht heeft verworpen.
Het Hof overweegt in dat kader onder meer dat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het algemeen belang bij de verdediging van een sport als voetbal en de waarden daarvan door een natuurlijke persoon zoals Abdelmouine niet met succes kan worden ingeroepen om aan te tonen dat hij een ‘belanghebbende’ is. Het gaat er, gelet op het hiervoor in randnummer 60 ten tweede genoemde vereiste, volgens het Hof van Justitie, immers om dat die persoon aantoont dat zijn belangen en dus zijn persoonlijke belangen kunnen worden geraakt en dus niet de belangen van andere personen en a fortiori geen algemene belangen.
Volgens het Hof van Justitie is het Gerecht, gelet op het hiervoor in randnummer 62 ten derde genoemde vereiste, wél uitgegaan van een onjuiste uitleg van artikel 1, onder h, van de procedureverordening en heeft het de feiten juridisch onjuist gekwalificeerd door te oordelen dat een persoon, om aan te tonen dat zijn belangen door de toekenning van steun kunnen worden geraakt en hij bijgevolg belanghebbende is, moet bewijzen dat de toekenning van deze steun zijn belangen rechtstreeks raakt. Dit is volgens het Hof van Justitie een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof van Justitie verduidelijkt vervolgens wat wel nodig is als bewijs om aan te tonen dat is voldaan aan het hiervoor in randnummer 62 ten derde genoemde vereiste uit het beoordelingskader van het Hof van Justitie:
‘Dit bewijs kan met name worden geleverd door de concrete invloed aan te tonen die deze steun direct of indirect heeft of dreigt te hebben als gevolg van een opeenvolging van onderling verbonden gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan of die zich met voldoende voorzienbaarheid en zekerheid zullen voordoen.’
Ondanks deze constatering, heeft het Hof van Justitie het hoger beroep van Issam Abdelmouine en PBL toch afgewezen, omdat het Gerecht tegelijkertijd had geoordeeld dat met wat zij hadden aangevoerd niet was aangetoond dat de toekenning van de vermeende steun aan Paris Saint-Germain, waarop de door Abdelmouine ingediende klacht betrekking had, zijn belangen concreet dreigde te beïnvloeden. De beoordeling van deze feiten en bewijzen levert, behoudens een onjuiste opvatting daarvan, geen rechtsvraag op die als zodanig in hoger beroep vatbaar kan zijn voor toetsing door het Hof van Justitie.
Het belang van dit arrest voor de praktijk
Het arrest in de zaak van Barça fan Issam Abdelmouine maakt duidelijk dat een klacht over vermeende onrechtmatige staatssteun bij de Commissie alleen ontvankelijk is als de klager genoegzaam aantoont dat is voldaan aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt, in het bijzonder dat deze steun zijn situatie concreet dreigt te beïnvloeden. Door de eisen die het Hof van Justitie in dit arrest stelt, ligt de lat voor klagers vrij hoog.
Vragen?
Mocht u hierover vragen hebben of in de praktijk aanlopen tegen andere vragen met betrekking tot staatssteun, dan kunt u uiteraard contact opnemen met een van onze specialisten. Wij zijn u graag van dienst.
Stel uw vraag aan onze experts Paul Adriaanse en Carolien de Snoo-Verhage.